Mertens Frans
Naam: Mertens Frans
Geboren te: Meerle
Geboren op: 1885-02-16
Overleden te: Zelzate
Overleden op: 1920-05-18
Burgerlijke stand: ongehuwd
Laatst gekend adres: Hoogstraten(Meerle), Welvaartstraat nr. 1, Antwerpen
Beroep: schilder
Frans MERTENS werd in Meerle geboren op 16 februari 1885 als Fransis FRANSEN, onwettig kind van Elisabeth FRANSEN (°Wortel 04-01-1860). Bij het huwelijk van zijn moeder met Henricus Ludovicus MERTENS (°Kasterlee 01-08-1852) te Antwerpen op 8 februari 1890, werd hij erkend en gewettigd. Toen ze trouwden was Henri Louis magazijnbediende en woonde in Antwerpen op de Korte Ridderstraat nr. 21, Elisa was dienstmeid en woonde op de Wolstraat nr. 7 te Antwerpen. Misschien kwamen er in dit handelaarsgezin te Antwerpen nog meer kinderen, maar hierover werden geen gegevens gevonden.
Frans MERTENS was ongehuwd en schilder van beroep. Hij woonde voor de oorlog op de Welvaartstraat nr. 1 in Antwerpen.
Frans MERTENS was van de lichting 1905 en dus nog een loteling. Hij lootte het nr. 1435 in de gemeente Antwerpen en moest in dienst. Op 18 juli 1905 werd hij ingelijfd in het Belgische leger en begon op 3 november 1905 aan zijn actieve dienst. Hij is 1 m 615 groot, heeft een ovaal gezicht, een hoog voorhoofd, grijze ogen, een grote neus, een kleine mond, een ronde kin, zwart haar en wenkbrauwen en een litteken op de lies. Hij is soldaat 2de klas in het 9de Linieregiment, 2de bataljon, 1ste compagnie en krijgt het stamnummer 109/53268. Het 9de Linie is in vredestijd gekantonneerd in Brussel in het Klein Kasteeltje.
Op 11 februari 1906 ontbreekt hij ’s avonds op het appel en op 20 februari 1906 wordt hij deserteur verklaard. Een lijst van de kleding- en wapenstukken in zijn bezit wordt meteen opgemaakt, minutieus in drie kolommen: wat hij van het leger ter beschikking gekregen heeft, wat hij meegenomen heeft en wat er ontbreekt (nog niet ingevuld). Hieruit blijkt dat hij alleen kleding heeft meegenomen, geen enkel onderdeel van zijn wapenrusting. Zijn vader brengt volgende kleren binnen bij de gendarmerie te Antwerpen op 22 februari 1906: 1 overjas (une capote), 1 vest, 1 kraag (un col), 1 veldmuts (un bonnet de police), 1 grijze broek, 1 paar schoenen, 1 onderbroek, 1 hemd en 1 sabelriem (un ceinturon avec plaque); buiten zijn sokken en winterhandschoenen alles wat Frans heeft meegenomen. Deze kledingstukken zijn op 23 februari terugbezorgd bij de compagnie.
In voorbereiding van een uitspraak over deze zaak, worden verschillende verklaringen verzameld. De dokter verklaart i.v.m. de mentale toestand van Frans, dat hij nooit enig teken heeft gemerkt van waanzin, noch van zwakzinnigheid of hallucinaties tijdens het verblijf van Frans bij het regiment. (aucun symptôme d’alienation mental, ni de faiblesse d’intelligence ou d’hallucination pendant son séjour au régiment). De commandant van zijn compagnie verklaart precies hetzelfde als de dokter. Een 3de verklaring bevestigt dat Frans kan lezen en schrijven, een 4de dat hij Vlaming is, de 5de is de vaststelling dat hij op dat ogenblik ‘in desertie’ is. Hoe dit verder afloopt wordt in het militair dossier niet verteld. We weten wel dat hij op 14 september 1907 in onbepaald verlof wordt gestuurd en op 14 juli 1908 weer onder de wapens komt. Op 12 augustus 1908 gaat hij weer in onbepaald verlof en op 7 oktober 1912 wordt hij weer opgenomen in de krijgsmacht en wordt hem amnestie verleend. Vanaf 15 december 1913 hoort hij bij de reserve.
Op 1 augustus 1914 vervoegt Frans MERTENS zijn garnizoen in het Klein Kasteeltje te Brussel. Het 9de Linie maakt deel uit van de 3de Legerafdeling en krijgt als opdracht Luik te gaan verdedigen. Op 3 augustus in de vroege ochtend vertrekt het regiment met de trein bestemming: Montegnée. Op 4 augustus komen de eerste bevelen tot actie: Majoor Doneux moet met het 1ste bataljon de tussenruimte van de forten van Boncelles-Embourg gaan versterken, het 2de bataljon, waartoe Frans MERTENS behoort, moet de waarnemingsposten van de forten ten Oosten en ten Zuiden van de versterkte stellingen beschermen. Het 9de neemt deel aan de gevechten ter verdediging van Luik (van 4 tot 16 augustus 1914), de gevechten te Halen (12-08-1914), Sint-Margriete-Houtem (18-08-1914), Grimde (18-08-1914), Aarschot (19-08-1914), aan de Eerste Uitval uit Antwerpen (van 24 tot 26-08-1914), de Tweede Uitval uit Antwerpen (van 9 tot 13-09-1914), de Derde Uitval uit Antwerpen (van 25 tot 27-09-1914) en aan de verdediging van Antwerpen (van 28-09-1914 tot 10-10-1914). Na de val van Antwerpen wordt er teruggetrokken naar de IJzer, maar vele soldaten raken niet meer over de Schelde en worden door de Duitsers opgejaagd. Ruim 40.000 Belgische soldaten vluchten de Belgisch-Nederlandse grens over. Sommigen kunnen via Nederland-Engeland-Frankrijk het front bereiken, maar 33.000 militairen worden in Nederland ontwapend en eerst ondergebracht in, vanwege de mobilisatie, leegstaande kazernes en daarna in interneringskampen. Het was niet te achterhalen in welk interneringskamp Frans MERTENS terechtkwam, waarschijnlijk in Harderwijk. Daar blijft hij vanaf 16 oktober 1914 voor de rest van de oorlog. Als op 11 november 1918 de oorlog beëindigd is, kunnen de geïnterneerden nog niet meteen naar huis. De onderhandelingen over hun repatriëring duren nog tot december 1918. Pas op 31 januari 1919 komt Frans MERTENS terug naar België. Hij wordt opgenomen in de D.I.G. (Dépot d’Invalides de Guerre) te Etterbeek en op 1 mei 1919 uit het Belgische leger ontslagen.
Op 25 juni 1919 wordt hij opgenomen in het krankzinnigengesticht Sint Jan Baptist te Zelzate. Dit ‘zinneloozegesticht’ van de Broeders van Liefde, gelegen aan het kanaal Gent-Terneuzen in de provincie Oost-Vlaanderen, volgt de opvattingen van Dr. Joseph GUISLAIN van ‘Het Guislain’ te Gent over moderne psychiatrie. Er wordt gepleit voor een menswaardige en medisch verantwoorde opvang van krankzinnigen, hoewel sommige van de toen gebruikte therapieën de mensen van vandaag de wenkbrauwen doen fronsen. In de tijdsgeest van toen paste het geesteszieken uit de rest van de samenleving te weren. Het gesticht herbergde grote populaties zwakzinnigen, was zelfbedruipend en sloot zich hermetisch af van de buitenwereld. Frans MERTENS sterft daar op 18 mei 1920. Zijn overlijdensakte wordt de volgende dag opgesteld in de gemeente Zelzate. Daarin staat dat hij overleden is om 2 uur in de namiddag in Oosteinde nr. 288, dit is wel een heel eind weg (11 km) van het gesticht. Het is heel waarschijnlijk dat hij ook in Zelzate werd begraven.
In de loop van 1921 (niet gedateerd document) vraagt zijn vader de strijdersbegiftiging aan via het V.O.S. . Het is niet helemaal duidelijk hoe de administratie van Landsverdediging berekent op hoeveel strijdersbegiftiging de vader van Frans MERTENS als nabestaande recht heeft. Frans was van 1 augustus 1914 tot 15 oktober 1914 in frontdienst, dus 2 maanden en 15 dagen, afgerond 3 maanden (3 x 75 frank = 225 frank); van 16 oktober 1914 tot 10 november 1918 bevond hij zich achter het front (in het interneringskamp), dus 48 maanden en 26 dagen, afgerond 49 maanden (49 x 50 frank = 2450 frank). Zijn vader heeft dus recht op 2675 frank. Hiervan zal nog 300 frank afgetrokken worden, omdat de familie dit bedrag al gekregen heeft. Maar op een ander document staat ook dat hij in frontdienst (?) was van 11 november 1918 tot 31 januari 1919, dus 2 maanden en 20 dagen na de oorlog, hiermee is geen rekening gehouden bij het berekenen van het totaal bedrag.
Frans MERTENS was niet lang genoeg aan het front om recht te hebben op frontstrepen. De eerste frontstreep kreeg je pas na een volledig jaar frontdienst.
De nabestaanden van Frans MERTENS ontvingen de – hem postuum toegekende – volgende onderscheidingen op 16 juni 1923: de Overwinningsmedaille en de Herinneringsmedaille 1914-1918.